Als je de gemiddelde voorbijganger zou vragen wat de ideale cabrio is, hoor je waarschijnlijk veel exclusieve merken voorbijkomen. Als je dan vervolgens een auto van een bepaald merk voorrijdt en de voorbijganger een rondje laat rijden, wedden dat hij of zij enthousiast is? Het gaat hier natuurlijk om de Mini Cabrio John Cooper Works. Een hele mond vol, maar de typeaanduiding geeft aan dat het hier gaat om het leukste bommetje dat leverbaar is bij Mini. Het dakje los en je kunt genieten van de wind in je haren, terwijl je onder je rechtervoet 231pk aan vermogen beschikbaar hebt. Wij rijden de auto onder het genot van een late najaarszon, waardoor het dakje toch nog af en toe even open kan.

Bewust is gekozen voor een stoffen dak, om hiermee het authentieke uiterlijk terug te krijgen. En we moeten zeggen, dat is goed geslaagd. In deze uitvoering ziet de Brit – of Duitser – er sowieso heel goed uit. De wijzigingen ten opzichte van zijn voorganger zijn daarbij redelijk beperkt gebleven. Het interieur is wel iets zichtbaarder onder handen genomen, maar ook hier geldt het credo: never change a winning team. Mini heeft laten zien dat ze weten te scoren, en dat is ook nu weer gelukt. De ergonomie zit bijzonder goed in elkaar, en dankzij een centrale knop navigeer je uiterst eenvoudig door het systeem. De wegaanduiding van de navigatie is een lust voor het oog, je raakt zelden de weg kwijt. Het allermooiste element van deze auto zit natuurlijk onder de motorkap, want dat is het terrein van een sterke benzinemotor met 231pk aan vermogen.

Deze motor weet de Mini Cabrio in minder dan zeven seconden naar de honderd te torpederen. De topsnelheid ligt op een duizelingwekkende 240 kilometer per uur. In een auto van dit gewicht – 1270 kilo aan de haak – wil je eigenlijk niet met dit soort snelheden rijden. In eerste instantie is de auto daar ook niet voor bedoeld, het is een cruiser die zich graag op bochtige weggetjes vertoont. Op die plaatsen is hij in z’n element. Het stuurgedrag is uiterst fel, en de gasrespons is uiterst vlug. Met drie verschillende rijmodi is er altijd wel een stand die bij je past. Wij hebben vooral de sportstand uitgeprobeerd, waarbij het uitgesproken karakter het meest tot zijn recht komt. De stijfheid van de koets is opvallend te noemen, want er is helemaal geen sprake van torderen, ondanks het ontbreken van de stijlen.

Voor de zuinigheid hoef je ‘m niet te kopen, wij noteerden elke 11 kilometer een liter benzine. Het brandstofverbruik zal de gemiddelde koper echter een zorg wezen, het rijgedrag staat immers voorop. En daarin zijn ze wederom ontzettend goed geslaagd bij Mini. Het onderstel is straf, maar niet keihard. Je kunt er prima lange afstanden mee afleggen. En tegelijkertijd ademt alles sportiviteit. Het zijn kwaliteiten waarbij het merk beide type kopers tegemoetkomt. En dat is ze erg goed gelukt. We kunnen nauwelijks directe concurrenten aanwijzen van dit bommetje. De prijs is wel redelijk fors, vanaf 44 mille heb je een exemplaar en dit testmodel kost 55 duizend euro. Je weet in elk geval dat je hoop plezier gaat beleven, en dat is ook wat waard.