Als er één model is dat de afgelopen jaren voor succes heeft gezorgd bij Renault, dan is dat wel de Megane. Dankzij de fiscale voordelen vlogen de exemplaren als warme broodjes over de toonbank. Enkele jaren geleden beklom het model zelfs het podium met ee . Maar tijden en regels veranderen en auto’s moeten met hun tijd meegaan. Daarom komt het Franse merk nu met de opvolger van de vorige generatie, inmiddels alweer de vijfde generatie. Kan dit model het succes van zijn voorganger benaderen?

Om te zien of hij die kwaliteiten heeft is het goed om eerst na te gaan wat er allemaal is veranderd. Om te beginnen aan de buitenkant. Eigenlijk hoeven we het daar al niet meer over te hebben, want zodra je de naam Laurens van den Acker hoort, weet je eigenlijk wel dat het goed zit met het design. We benoemen het toch nog even, het front is in lijn met andere recente modellen en oogt gewoon erg fraai. De achterzijde is zelfs ronduit sportief met strakke lijnen en een pittig voorkomen. De brede velgen staan ‘m goed. Binnenin is vooral het forse stuurwiel opvallend, dat netjes is afgestikt. Op het stuur een beperkte aantal knoppen, in totaal negen. Links bedien je de adaptieve cruise controle (tot 50 kilometer per uur) en rechts de audio- en telefoonbediening. Het is een fijne en zakelijke werkplek waarbij alles goed op z’n plaats is. Dankzij het Bose-geluidssysteem geniet van je de mooiste klanken tijdens de autorit.

We hebben niet de meest luxe versie tot onze beschikking, maar komen weinig tekort. Of het moet de stoelverwarming zijn, die ons in deze koude aprilmaand wel kan bekoren. Behalve de eerdergenoemde opties hebben we ook nog stoelmassage, – dat is vrij uniek in deze klasse – parkeerhulp en automatische airco. Deze luxe kost in totaal 33k, waarbij je de beschikking hebt over de 1.5 dCi met 110pk. Voor de zakelijke markt is dit een interessante optie, want in combinatie met een tankinhoud van 60 liter en een verbruik van 1 op 18 kan je meer dan 1000 kilometer afleggen zonder te hoeven tanken. Bij het starten valt op dat de motor niet rumoerig is, ook niet bij een koude start. Het stuurwiel laat zich vlot en eenvoudig bedienen. Als we kijken naar de vering en demping van het onderstel, dan valt op dat dit behoorlijk comfortabel is. Op lange ritten wordt het in elk geval niet afzien.

De belofte van een verbruik van 3,7 liter op honderd kilometer wordt niet waargemaakt, maar 5 liter over diezelfde afstand is wel goed mogelijk. De prestaties zijn nog best netjes voor een instapdiesel. Want hoewel je misschien anders zou verwachten, weet de motor de koets nog in 11,3 seconden naar de honderd te accelereren en ligt de topsnelheid op 188 kilometer per uur. In totaal zijn er drie benzinemotoren en twee diesels beschikbaar. De vanafprijs ligt op net iets meer dan twintigduizend euro, maar daarvoor krijg je vrijwel geen luxe. Het is een echte basisversie zonder poespas. Wil je iets meer, dan moet de portomonnee wel worden getrokken, maar voor 23 tot 25 mille heb je een heel netjes uitgeruste compacte middenklasser. En met die troef in handen kan de strijd der concurrentie worden aangegaan.